1-2Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Hij maakte dit nadat de Edomiet Doëg hem aan Saul had verraden met de woorden: ‘David is in het huis van Achimelech.’3Och geweldenaar, waarom denkt u dat het kwade u wel zal helpen? De liefde en goedheid van God houden nooit op en gelden dag en nacht.4U bedenkt allerlei kwaad, uw tong is zo scherp als een scheermes. U bent een bedrieger!5U geeft de voorkeur aan het kwaad boven het goede. U liegt liever dan dat u de waarheid spreekt.6U hoort het liefst slechte taal en een mond die bedriegt.7God zal u echter voor eeuwig verderven. Hij zal u uit uw huis wegslepen en een einde aan uw leven maken.8De oprechte mensen die het zien, zullen ontzag voor God hebben en zeggen:9‘Kijk, zo vergaat het degene die niet op God vertrouwt, maar denkt dat zijn rijkdom hem wel zal redden. Die rijkdom waardoor hij zich sterk waande, werd zijn ondergang.’10Ik groei echter op als een altijd groene olijfboom in Gods huis. Onophoudelijk vertrouw ik op Gods goedheid en liefdevolle zorg.11Ik zal U altijd loven en prijzen, omdat U mij steeds weer redt. Ik verwacht het alleen van U, samen met al uw volgelingen, want uw naam is groot en goed.