1Stuur vette lammeren als geschenk naar de heerser van het land. Laat deze vanaf de rotsen in de woestijn naar Jeruzalem gaan.2Want de Moabitische vrouwen zullen achterblijven aan de oevers van de rivier de Arnon als opgejaagde vogels die hun nest zijn kwijtgeraakt.3Zij zullen smeken om raad en hulp: ‘Verleen ons asiel en bescherm ons. Verraad onze verblijfplaats niet aan onze achtervolgers.4Laat onze ontheemden bij u mogen blijven, verberg hen voor onze vijanden! God zal u belonen voor de vriendelijkheid die u ons bewijst. Als u de Moabitische vluchtelingen toestaat zich onder u te vestigen, zal God als de terreur en onderdrukking voorbij zijn, Davids troon voor altijd laten bestaan. Op die troon zal Hij een goede en rechtvaardige koning zetten.’6Is dit het trotse Moab waarover wij zoveel hebben gehoord? Zijn hooghartigheid en overmoed, trots en zelfoverschatting zijn helemaal verdwenen!7Daarom zullen de Moabieten om hun eigen lot treuren. Ja, Moab, u zult rouwen om de nederlaag van Kir-Chareset,8om de verlaten boerderijen van Chesbon en de wijngaarden van Sibma. De vijandelijke leiders hebben de wijngaarden die zich uitstrekten tot aan Jazer in de woestijn en waarvan de ranken zelfs tot voorbij de zee bij Jazer reikten, vernield.9Daarom huil ik om Jazer en om de wijngaarden van Sibma. Mijn tranen zullen vloeien om Chesbon en Eleále, want uw zomerfruit en uw oogst zijn vertrapt.10De blijdschap is weg, de vreugde om de oogst is verdwenen. Het blijde zingen in de wijngaarden zal niet meer worden gehoord. Het persen van de druiven in de wijnpersen ligt voor altijd stil. Ik heb een einde gemaakt aan al hun oogstvreugde.11Ik zal diep in mijn binnenste huilen om Moab en Kir-Cheres.12De Moabieten zullen vertwijfeld bidden tot hun afgoden op de heuveltoppen, maar dat zal niets helpen, zij zullen in hun tempels naar hun afgoden schreeuwen, maar er zal niemand komen om hen te redden.13Deze woorden zijn al eerder over Moab gezegd, maar nu zegt de HERE: ‘Binnen drie jaar zal het met de heerlijkheid van Moab en met al zijn grootspraak gedaan zijn. Wat ervan overblijft, zal gering en machteloos zijn.’
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.